-
1 de marteldood sterven
de marteldood stervenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de marteldood sterven
-
2 marteldood
-
3 marteldood
-
4 iemand de marteldood doen sterven
iemand de marteldood doen stervenlivrer qn. au martyreDeens-Russisch woordenboek > iemand de marteldood doen sterven
-
5 de marteldood doen sterven
v. martyr -
6 martyr
n. martelaar--------v. martelen, pijnigen, doen sterven (door geloof)martyr1[ ma:tə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:make a martyr of oneself • zich als martelaar opwerpen————————martyr2〈 werkwoord〉 -
7 die a martyr
-
8 suffer death
(de marteldood) sterven, terechtgesteld worden -
9 suffer
v. lijden; boeten; verwond raken[ suffə]1 lijden ⇒ schade lijden; beschadigd worden♦voorbeelden:suffer from • lijden aan/door/ondersuffer with • sukkelen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijden ⇒ ondergaan, ondervinden♦voorbeelden:1 suffer death • (de marteldood) sterven, terechtgesteld worden
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский